www.betonblokkenmat.nl
Start.nieuws.dycel.dytap.filter units.downloads.research.contact.

Arnold Maassen Handelmaatschappij bv tel. +31 (0) 43 3527600 fax +31 (0) 43 3527601

voor het gebruik van de informatie op deze website verwijzen we u naar onze disclaimer

 

Research en ontwikkeling

De prefab betonblokkenmat met een bekabeling van staal is in de jaren zeventig ontwikkeld in de Verenigde Staten. Het ingenieursbureau van het leger, het Army Corps of Engineers, zocht een methode om snel oevers van rivieren en kanalen te kunnen beschermen tegen scheepsstromingen en golven. Deze uitvinding wordt Articulated Concrete Block Matress, of ACBM genoemd.
De eerste schaalproeven en golfgootonderzoek met prefab beton blokken en een stalen of kunststof bekabeling waren een succes en snel waren er in de VS diverse fabrikanten. De Nederlandse geotextiel producent Nicolon verwierf de rechten op de Armorflex betonblokkenmat en in Nederland werd deze Amerikaanse betonblokkenmat een aantal jaren geproduceerd. Vergelijkende praktijktests van Rijkswaterstaat met meerdere types constructies onder andere langs het Hartelkanaal en bij de Beerdam toonden aan dat dergelijke oeverconstructies zeer goed bestand waren tegen extreme stromingen door langsvarende, diep geladen, binnenvaartschepen.
Een lichte versie waarbij de betonblokken met kunststof pennen aan het doek werden genageld werd jarenlang geproduceerd onder de merknaam Betomat. De vraag naar meer ecologische verantwoorde toepassingen met de combinatie van een open structuur betonblokkenmat en een filterconstructie van bijvoorbeeld kokos werd in de jaren negentig meestal toegepast bij lichte watergangen met een groen uiterlijk.


Het soort toepassingen van dergelijke snel te leggen betonblokkenmatten nam toe onder andere bij het afdekken van foliebassins en naast provinciale wegen als bermverhardingen. Ook in de offshore sector werd steeds vaker gebruik gemaakt van zware betonblokmatten om kwetsbare leidingen op de Noordzee te beschermen tegen schade door bijvoorbeeld vissersschepen.
De hogere eisen die werden gesteld aan de stabiliteit van een bodemconstructie door het gebruik van sterkere motoren en boegschroeven leidde eind jaren negentig tot de toepassing van zware betonblokmatten bij een aantal sluisbodems zoals in Vianen en Gorinchem. Tot op heden is er geen geval bekend waarbij de toegepaste betonblokken zijn bezweken, dit in tegenstelling tot constructies met gezette steenbekleding, asfaltbekledingen of steenbestortingen op traditionele zinkstukken. Hydraulische vraagstukken op het gebied van hoge schroefstraalstromingen in combinatie met een bodembescherming treden steeds vaker op door de opkomst van met jets aangedreven veerboten en snelle ferry's.
In Engeland waren de problemen met wisselende waterstanden en tijdelijke overstromingen nijpend en ook daar starten enkele fabrikanten met het ontwikkelen van betonblokmatten, gebruik makend van de kennis en de opgedane ervaringen in de lage landen.
Ruthin Precast Concrete ging bij het ontwikkelen van hun betonblokmat systeem niet uit van de Amerikaanse voorouders maar koos bij Dycel voor een ander type blok met grotere basisafmetingen. De Dycel betonblokken mat werd hier marktleider vanwege de grotere soort metrische bloktypes en uitvoering. Vanwege de vraag naar een fraaier uiterlijk bij oevers die in zicht bleven wist men zelfs een combinatie te maken van natuursteen blokken met een prefab betonnen drager die als mat kon worden gebruikt. Dytap is de naam van deze laatste ontwikkeling.



Qua ontwerp van een oeverconstructie met betonblokmatten kunnen we gebruik maken van jarenlange ervaring met modelonderzoek, proefvakken en praktijkvakken om te bepalen welk type bekleding stabiel is. Rijkswaterstaat en het Waterloopkundig Laboratium, WL/Delft Hydraulics beschikken over rekenmodellen voor het bepalen van de dikte van de toplaag bij een gegeven golfbelasting dan wel stromingsaanvallen. Uiteraard kunnen we u daarbij assisteren.

Op basis van onder andere de formula van Pilarczyk is te bepalen welke karakteristieke dikte D en bij een gegeven taludhelling en stroomsnelheid (ucr) stabiel is en daarbij ook de invloeden meenemen van de soort stroming, de gemiddelde maatgevende waterdiepte boven de constructie (h) en de wijze van aanbrengen en de hydraulische ruwheid van het gekozen materiaal. Voor meer informatie over de wijze van berekenen kunt u ons contacten.
∆D = 0,035 Ф Kt Kh ucr2 / ( ψ Ks 2 g )

= 0,035 $ Kt Kh ucr2 / ( È Ks 2 g )

ir. K. Pilarczyk e.a. 1998